De Europese Unie wil dat één op vijf microchips tegen 2030 van een Europese band rolt. Bovendien moet het om high-end-chips gaan. Met die enorme ambitie wil de Unie de afhankelijkheid van andere werelddelen terugschroeven.
De EU werkt aan een plan om 20 procent van de wereldwijde semiconductorproductie te strikken. Dat weet Bloomberg. De Unie mikt daarbij niet alleen op volume, maar wil dat de modernste en meest high-end-chips in fabrieken in de lidstaten worden geproduceerd. De EU wil zo zijn afhankelijkheid van het buitenland beperken.
Te veel afhankelijkheid
Vandaag worden de meeste chips in Azië geproduceerd door Samsung, TSMC en Intel. Europa heeft ongeveer tien procent van de markt in handen, maar daarbij gaat het vrijwel exclusief om goedkopere en verouderde chips. Enkel Intel heeft met een Ierse 14 nm-fabriek een moderne installatie in de EU. De rest van de productie komt van partijen zoals GlobalFoundries, dat in Duitsland microchips op verouderde 22 nm, 28 nm en 40 nm+-nodes bouwt.
De coronapandemie toont de kwetsbaarheid van een lange logistieke ketting aan. Europa ziet microchips als een strategisch goed en wil de afhankelijkheid van installaties in het Verre Oosten afbouwen. Hoe de EU de productie van chips naar de lidstaten wil halen, is momenteel onduidelijk. Het lijkt erop dat de Unie de bouw van een nieuwe fabriek wil stimuleren, al is het onduidelijk wie die dan zal zetten.
Investering en kennis
Volgens ExtremeTech zouden bureaucraten al gesproken hebben met TSMC en Samsung, vermoedelijk met het oog om één van die partijen te overhalen te investeren in een Europese fabriek. Die zou dan chips op 5 nm of kleiner moeten produceren. Een alternatief is om zelf een bedrijf te lanceren, al lijkt dat in het geval van semiconductorfabricage niet zo waarschijnlijk. De investering en knowhow vereist om een high-end-productielijn op te zetten, zijn immens.
Toch heeft Europa enkele troeven in handen. Microchips worden geproduceerd met heel complexe lithografiemachines, die golflengtes van onzichtbaar licht genereren om via chemische processen de componenten van chips op een wafer te tekenen. Die toestellen worden gebouwd door ASML in Eindhoven. Onderzoek naar kleinere en nauwkeurigere lithografie gebeurt dan weer voor een significant deel door Imec in Leuven. De research die bij ons gebeurt, komt later in de fabrieken van Intel, Samsung en TSMC terecht. De academische kennis om ’s werelds modernste microchips te bouwen, heeft de EU dus zeker in huis.
Momenteel werkt de EU aan een draft van een voorstel om de ambitie te concretiseren. Eer de EU naar 20 procent marktaandeel kan gaan, moet er nog heel wat gebeuren. Niet alleen moet de EU een partner met interesse vinden voor de investering, de lidstaten moeten ook overeenkomen wie de fabriek dan precies zal krijgen.
ABF-perikelen
De vraag is bovendien of een investering in eigen productiecapaciteit de logistieke ketting effectief zoveel robuuster zal maken. De huidige tekorten komen immers niet alleen van een tekort aan productiecapaciteit. Momenteel is er ook onvoldoende ABF-substraat beschikbaar. Dat is een chemisch isolatiecomponent dat essentieel is voor de bouw van processors. Het wordt gemaakt door het Japanse Ajinomoto. Zonder ABF-substraat rollen er geen chips van 7 nm of kleiner van de band, waar ter wereld die ook staat. De capaciteit van die productie zit ook voornamelijk in Azië. Dat impliceert dat de afhankelijkheid van Aziatische spelers voor microchips blijft, zelfs wanneer ze lokaal worden gebouwd.