De Chinese technologebedrijven Inspur en Loongson worden in de ban geslagen door de Amerikaanse overheid. Met name de toevoeging van Inspur kan grote gevolgen hebben voor de industrie.
De verbanningsdrang van de Amerikaanse overheid is nog lang niet gestild. Op drie maart zijn weer twee nieuwe namen op de gevreesde zwarte lijst beland: Inspur en Loongson. Dit betekend dat Amerikaanse bedrijven op geen enkele manier meer handel kunnen drijven met deze Chinese bedrijven.
De ban op Loongson zal normaal gezien geen al te grote gevolgen hebben op de internationale technologiesector. De chipmaker focust zich op zijn thuismarkt en moet ervoor zorgen dat de Chinese industrie zonder de technologieën van de grote buitenlandse spelers Intel en AMD kan. Door Loongson in de ban te slaan, hoopt de Amerikaanse overheid de Chinese technologiesector op een achterstand te houden.
Vriend van Amerikaanse bedrijven
De verbanning van Inspur is een heel ander verhaal. Het Chinese ICT-conglomeraat is geen concurrent of alternatief, maar net een vriend van de Amerikaanse technologiesector. Veel grote namen hebben een samenwerkingsverband met het bedrijf. IBM en Cisco zitten in joint-ventures met Inspur en ook Microsoft, Intel en AMD hebben een boontje voor het Chinese bedrijf. Die banden moeten dus noodgedwongen doorgeknipt worden.
De Amerikaanse bedrijven zijn zelf overigens lang niet altijd zo happig op de sancties tegen Chinese technologie, zeker niet wanneer zij zelf handel drijven in en met China. Peter Wennink, CEO van de Nederlandse chipmachinebouwer ASML, liet recent nog optekenen dat ‘geopolitieke blokvorming’ een rem op innovatie dreigt te worden. Die woorden klinken extra gevoelig nu er een onderzoek naar economische spionage door China bij het bedrijf loopt.