Organisaties wereldwijd geven teveel geld uit aan hun cloudinfrastructuur omdat ze meer capaciteit voorzien dan ze nodig hebben. Dat blijkt uit onderzoek.
Bedrijven geven teveel geld uit aan cloudinfrastructuur ter ondersteuning van hun containerworkloads. Dat blijkt uit een onderzoek van Cast AI. Dat rapport is goed onderbouwd, al verdient het meteen wel vermelding dat Cast AI er zijn business van maakt om besparingen in de cloud te realiseren. De bevindingen komen het bedrijf met andere woorden niet slecht uit.
37 procent teveel
Gemiddeld voorzien organisaties zo’n 37 procent teveel CPU-rekenkracht. Dat cijfer is gelijkaardig bij alle grote cloudproviders (Azure, AWS en Google Cloud) en staat ook verrassend los van het formaat van de klant. Cast AI ziet dezelfde verspilling bij bedrijven die voor 1.000 euro per maand consumeren versus organisaties met een cloudinfrastructuur van 100.000 euro per maand.
Al die extra rekenkracht kost geld. Volgens het rapport kunnen bedrijven hun cloudrekening halveren door geschiktere en vaak goedkopere instances af te nemen voor hun workloads. Een andere optie is om meer gebruik te maken van spot-instances. Die maken gebruik van overschotcapaciteit bij de cloudprovider en kosten minder. Hun beschikbaarheid is minder voorspelbaar dus zeker niet voor iedere workload geschikt.
Gebrekkige zichtbaarheid
Voor de meeste organisaties is een gebrek aan zichtbaarheid in de cloudinfrastructuur de grote schuldige. Tot doe conclusie kwamen intussen ook al andere partijen zoals VMware en Nutanix. Cloudproviders zelf bieden niet echt adequate tools om uitgaven goed in het oog te houden.
De verspilling doet één van de belangrijkste positieve effecten van de cloud teniet. In theorie moet het model komaf maken met overprovisionering en de elektriciteits- en geldverspilling die daarmee gepaard gaat. Teveel hardware reserveren zodat workloads ademruimte hebben, kan je immers ook on-premises doen. Cast AI claimt dat er in het eerste kwartaal van 2022 alleen al 4 miljard dollar aan resources is verspild.