Europese opsporingsdiensten stuurden nog nooit zoveel verzoeken voor data, blijkt uit een jaarlijks rapport van Europol. Connectielogs en IP-adressen zijn de belangrijkste type gegevens. Contentdata is minder belangrijk.
Europese opsporingsdiensten stuurden veertien procent meer vragen naar voor informatie over personen naar technologieproviders zoals Google en Meta in 2022, vergeleken met 2021. In totaal vroegen ordediensten 211.933 keer gegevens op. Dat blijkt uit het jaarlijkse Sirius European Union Digital Evidence Situation Report van Europol. Bovendien zijn aanvragen voor informatie succesvoller dan ooit. 73 procent van de verzoeken werd beantwoord, terwijl dat in 2022 nog 69 procent was.
In dat rapport staat dat connectielogs en IP-adressen de meest waardevolle informatie kunnen bieden voor de Europese opsporingsdiensten. Deze logs bevatten informatie over de datum, tijd en het gebruikte IP-adres. De gegevens behoren doorgaans tot zogenaamde metadata.
Contentdata relatief onbelangrijk
Contentdata daarentegen blijkt minder belangrijk te zijn in onderzoeken. Dat is opvallend, aangezien het ondergraaft dat diensten achterpoortjes nodig hebben in end-to-end encryptie. Geregeld trekken nationale en internationale wetgevers ten strijde tegen dergelijke versleuteling, vaak met het (drog-)argument dat ze één of andere kwetsbare groep willen beschermen. Uit de data van Europol blijkt dat inhoudelijke data slechts nodig was in zestien procent van de onderzoeken.
Inhoudelijke gegevens zijn traditioneel moeilijker te verkrijgen. Zo is de inhoud van je WhatsApp- of Signal-berichten versleuteld, zodat opsporingsdiensten die niet kunnen opvragen bij de provider. De metadata (wie stuurde wat, wanneer en naar wie) is wel beschikbaar. Daarnaast valt het op dat locatiegegevens als nog minder relevant worden beschouwd voor onderzoeken.
In het rapport van Europol staat ook omschreven welke landen het meeste dataverzoeken sturen naar serviceproviders. Duitsland is hier de koploper met ruim 100.000 verzoeken, gevolgd door Frankrijk met bijna 30.000 verzoeken. Voor België zijn dat er ongeveer 5.000. Google vormt hierbij de belangrijkste speler, het bedrijf ontving bijna 110.000 verzoeken om data met opsporingsdiensten te delen.
lees ook
Europol moet meer macht krijgen in de strijd tegen spionagesoftware
Grensoverschrijdende samenwerking
Het Sirius-project probeert in de EU om de toegang van opsporingsdiensten tot elektronisch bewijsmateriaal te vereenvoudigen over de grenzen heen. Meer dan de helft van de criminele onderzoeken gaat vandaag gepaard met een verzoek tot elektronisch bewijsmateriaal dat de landsgrenzen overstijgt.
Sirius voorziet gestandaardiseerde processen en richtlijnen voor diensten en providers om de uitwisseling van verzoeken en informatie te faciliteren. “Het Sirius-project is een waardevolle tool voor iedereen met interesse in het gebruik van electronisch bewijsmateriaal in crimineel onderzoek”, zegt Didier Reynders, Eurocommissaris voor Justitie daarover (België – Renew).