De Europese Unie heeft de reputatie van een traag en log orgaan te zijn. Het is een raderwerk met heel wat bewegende onderdelen, die allemaal op elkaar moeten worden afgestemd. Om zijn digitale diensten efficiënter en ‘klant’gerichter te maken, over instituten en lidstaten heen, zet de EU samenwerking en standaardisatie centraal in haar digitale transformatie. Wie samenwerking en standaardisatie zegt, zegt in dezelfde adem ook al gauw opensource.
Tijdens de eerste Belgische editie van het Red Hat Forum in Brussel wonen we een panel bij over de plaats van opensource in de Europese instellingen en lidstaten, en de bijdrage van de EU aan de opensourcegemeenschap.
“De EU heeft een belangrijke rol gespeeld om een toenemende acceptatie van opensource mogelijk te maken. Enerzijds door zelf het goede voorbeeld te geven en technologie van Red Hat en andere leveranciers te implementeren. Anderzijds door een juridisch kader te creëren dat zowel op institutioneel niveau als op het niveau van de lidstaten ruimte laat om meer opensource-oplossingen aan te nemen”, vertelt James Lovegrove, EMEA Director Public Policy in een interview met Social4UTV tijdens het event.
De EU heeft een belangrijke rol gespeeld om een toenemende acceptatie van opensource mogelijk te maken.
Lovegrove trad op als moderator van het panel, dat bestond uit topfiguren die zich op dagelijkse basis bezighouden met de digitalisering van de Europese instituten. Emanuele Baldacci, Director Digital Services bij het directoraat-generaal Informatica (DIGIT) van de Europese Commissie, zette meteen de toon, door zichzelf en zijn collega’s een spiegel voor te houden: “We zijn allemaal ontevreden gebruikers van overheidsdiensten.”
Delen en hergebruik
DIGIT levert de digitale diensten die andere afdelingen van de Commissie en EU-instellingen in staat stellen hun werk te doen, en overheidsdiensten in de EU-lidstaten helpen om beter samen te werken. Baldacci en zijn team moeten dus rekening houden met een enorme verscheidenheid aan wensen en behoeften. Een nationale overheid heeft andere noden dan een Europees instituut, en een EU-burger in België heeft wellicht andere verwachtingen dan eentje in Zweden of Griekenland.
“Je hebt een technologieplatform nodig dat fit for purpose is. Overheidsplatformen moeten modulair genoeg zijn en flexibel genoeg om ze aan te passen aan de noden”, legt Baldacci uit. Volgens de opensource-principes van delen en hergebruik heeft DIGIT daarom een aantal bouwstenen of herbruikbare componenten ontwikkeld, die overheden kunnen gebruiken om hun eigen lokale platformen te bouwen. Denk daarbij aan modules voor identiteits- en toegangsbeheer, de veilige uitwisseling van gegevens, en archivering, beheer en analyse van data.
We moeten topdiensten leveren in de publieke sector, want dat is wat de burger verwacht.
Het probleem van ontevreden gebruikers van overheidsdiensten los je echter niet alleen op door de technologie te transformeren. “Je moet ook zelf transformeren en gebruikersgericht beginnen denken”, benadrukt Baldacci. “We hebben een alliantie van verschillende stakeholders gecreëerd en zitten samen met gebruikers en eigenaars om samen te ontwikkelen. We moeten topdiensten leveren in de publieke sector, want dat is wat de burger verwacht.”
Geen lock-in
Margarida Abecasis, Director Infrastructure & Equipment bij het directoraat-generaal Innovation and Technological Support (ITEC) van het Europees Parlement, is mede verantwoordelijk om het beleid van het Parlement rond transparantie van en toegang tot informatie uit te voeren, en helpt het Parlement efficiënter werken.
Ze stelt vast dat alle Europese instituten een duidelijk doel voor ogen hebben om steeds meer naar de cloud te verhuizen. Opensource-oplossingen zijn bijzonder belangrijk bij dat traject, aldus Abecasis. “We willen niet gevangen zitten wanneer we voor een cloudprovider kiezen. We gaan voor open oplossingen, die bij alle providers draaien, zodat we kunnen kiezen om naar een andere cloud te gaan wanneer contracten aflopen.”
Samenwerking
Abecasis erkent net als Baldacci dat er verschillen bestaan tussen de noden van de verschillende Europese instituten en lidstaten, maar ze ziet ook gemeenschappelijke uitdagingen. “Denk bijvoorbeeld aan dataveiligheid. Alle publieke administraties hebben op dit vlak dezelfde moeilijkheden. We moeten de armen in elkaar slaan en samenwerken, zodat er geen dubbel werk gebeurt.”
Daartoe zijn binnen de Europese Unie enkele interinstitutionele organen opgericht, zoals het Comité Informatique Interinstitutionnel (CII), dat samenwerking en uitwisseling van ideeën tussen IT-departementen van verschillende Europese instituten promoot. Andere voorbeelden zijn het EU-CERT, dat IT-security op Europees niveau organiseert, en het Interninstitutional Metadata Management Committee (IMMC), dat instaat voor interoperabiliteit van bestandsformaten en documenten tussen de verschillende EU-instituten.
We moeten de armen in elkaar slaan en samenwerken, zodat er geen dubbel werk gebeurt.
Open data
Jan Stuer is Acting Director voor Digital Services van de Raad van de Europese Unie, en is in die rol verantwoordelijk voor een aantal platformen die door het instituut worden gebruikt. Het belangrijkste is het beslissingsplatform, waarop alle besluiten van de Raad verschijnen in verschillende talen. Dat platform is volledig gebaseerd op opensource-technologie.
Stuer wijst er verder op dat alle data rond het besluitvormingsproces in volledige transparantie publiek wordt gemaakt, in het kader van het Europese Open Data Initiative. De informatie is voor iedereen toegankelijk door middel van queries of in bulk. Ook dat valt weer in lijn met de principes van opensource.
Net als zijn collega’s vindt Stuer het cruciaal dat er technologische samenwerking is tussen de EU-lidstaten en met de Europese instituten. “De lidstaten zitten ook in hun digitale transformatie. We werken samen met hen en delen kennis met elkaar. Die kruisbestuiving is erg goed. Er is interactie tussen de verschillende publieke instituten, we spreken over honderdduizenden bijdragers, die net als een opensource-gemeenschap ideeën ontwikkelen om overheidsdiensten te verbeteren.”
Agile ontwikkeling
Tot slot wijdde hij nog kort uit over het ontwikkelritme van zijn organisatie, die zo’n 1.400 implementaties per jaar, of 7 à 8 per werkdag, uitvoert, verspreid over verschillende applicaties en diensten. Dat is nog niet aan het tempo van bedrijven als Amazon of Netflix, die duizenden implementaties per dag uitvoeren, maar wellicht toch meer dan je van een publieke instelling zou verwachten.
Hoe meer we automatiseren, hoe betrouwbaarder en functierijker onze systemen worden.
“De publieke sector wordt vaak gezien als iets dat niet snel beweegt, maar we zijn richting agile aan het evolueren. We rollen nieuwe functies in twee tot drie weken uit en updaten meerdere keren per maand of zelfs per week. We proberen heel dicht bij de wensen van ‘de klant’ te komen.”
Voor de meeste processen gebeurt momenteel al continue integratie, maar nog geen continue delivery. Dat lijkt vooral nog uit security-overwegingen. “We werken in een DevSecOps-omgeving in de cloud, waarbij ‘Sec’ erg belangrijk is. Na het testen en voor de staging wordt alle code automatisch beoordeeld”, vertelt Stuer. “We gebruiken veel tools uit de opensource-gemeenschap. Niet alleen om onze producten te creëren, maar ook om te automatiseren en innovatie te stimuleren. Hoe meer we automatiseren, hoe betrouwbaarder en functierijker onze systemen worden.”