Mac Pro-prestaties op Windows: de meerprijs van het Apple-systeem

Het instapmodel van de nieuwe Mac Pro kost ongeveer 6.000 euro. We stellen een equivalent Windows-systeem samen en onderzoeken wat Apple biedt voor de meerprijs.

Apple lanceerde eerder deze week een broodnodige opfrissing van zijn professioneel gamma. Tim Cook presenteerde op het podium de nieuwe Mac Pro. Het design doet terugdenken aan de populaire kaasraspmodellen van weleer, maar dan met een moderne insteek. De adviesprijs voor het instapmodel van de workstation is 5.999 dollar. Een adviesprijs in euro is er nog niet, maar de Europese prijzen zijn in de regel equivalent of hoger.

Het instapsysteem is uitgerust met een 8 core Xeon W-processor van Intel, 32 GB aan RAM, een AMD Radeon Pro 580X-gpu en een SSD van 256 GB. Met die informatie gaan we aan de slag om ons eigen systeem samen te stellen en zo de meerprijs van de Mac te bepalen.

Zelf bouwen

De 8 Core Xeon W is afkomstig van de pas aangekondigde Xeon W 3200 line-up van Intel. De octacore-chips zijn instapmodellen, maar dat maakt ze niet goedkoop. De meest high-end octacore-chip uit het gamma is de Intel Xeon W-3225 en die krijgt een adviesprijs van 1.199 euro mee. Die chip moet gekoeld worden en Apple gaat prat op de hoge kwaliteit van de koeling in het Mac Pro-chassis. Wij kiezen daarom voor een Noctua NH-U12S DX-3647 cpu-koeler: een high-end luchtkoeler met een prijskaartje van 109,9 euro.

Xeon W-chips maken gebruik van andere chipsets dan klassieke Core-cpu’s, wat wil zeggen dat we bij professionele moederbordfabrikanten uitkomen. We gaan hier voor een X11SPH-nCTPF-moederbord van Supermicro. Dat ATX-bord is compatibel met de C622-chipset en LGA 3647-socket, en biedt meer dan voldoende uitbreidingsmogelijkheden en ondersteunt M.2-SSD’s.

Geheugen is uitbreidbaar tot één terabyte op dit specifieke bord, wat minder is dan wat Apple biedt. We zouden een bord met meer capaciteit kiezen, maar aangezien de officiële aankondiging van Intels nieuwe Xeon W-systemen pas van gisteren dateert en beschikbaarheid nog geruime tijd op zich laat wachten, ligt er op dit moment simpelweg nog geen kandidaat met ATX-vormfactor in de rekken. Omdat we hier het instapmodel proberen te evenaren, vinden we in dit geval een uitbreidingsmogelijkheid van 32 GB naar 1 TB acceptabel. Het moederbord kost 781,34 euro en overtreft de RAM-capaciteit van de vorige generatie Xeon W. Voor de borden compatibel met de nieuwe generatie verwachten we geen grote meerprijs.

Noodzakelijke upgrade

Voor de SSD komen we een probleem tegen. Apple kenmerkt zich door zijn kwalitatieve hardware, dus willen we niet onderdoen. We zoeken een M.2 Pro-SSD van flash-specialist Samsung, maar constateren dat de dingen nauwelijks nog verkocht worden aan die lage capaciteit. Voor ons denkbeeldig systeem gaan we dus voor de Samsung 970 Pro M.2-SSD met 512 GB aan opslag, het dubbele van wat Tim Cook je wil geven. De SSD kost 155 euro.

Xeon W-chips onderscheiden zich van veel goedkopere Intel Core-cpu’s onder andere door hun ondersteuning van error-correcting memory (ECC). ECC-geheugen is duurder, waardoor we 260 euro neertellen voor twee 16 GB Server Premier-modules van Kingston, geklokt op 2.666 MHz.

Vreemde grafische keuze

Grafisch gaat Apple niet echt voor de vernieuwing. Chip van dienst is AMD’s Radeon RX 580X. De tweede X wijst op een embedded-variant, die op het vlak van hardware niet verschilt van een klassieke RX 580. Dat is bovendien geen professionele kaart, waardoor we de keuze van Apple teleurstellend vinden. We volgen de ingenieurs van Cook en gaan voor een Gigabyte Aorus-variant met 8 GB aan geheugen. Die kost 215,05 euro.

De AMD Radeon RX 580 is geen professionele kaart.

Apple laat weten dat zijn chips een voeding van 1.400 watt hebben. Overkill voor deze configuratie, maar we doen niet flauw. Onze Cooler Master MasterWatt Maker levert 1.500 watt. Dan rest ons nog de case. Een exemplaar dat zo strak is als wat Apple aanbiedt, zullen we niet snel vinden. We focussen op airflow en selecteren de Corsair Crystal 680X RGB van Corsair. Of de RGB-verlichting een plus- dan wel een minpunt is, mag je zelf beslissen. Voor de volledigheid zetten we ook Windows 10 Pro op de prijslijst.

Dat maakt de specificaties van ons systeem als volgt (prijzen in euro):

De totaalprijs van de Windows-zelfbouwconfiguratie: 3.556,19 euro, of iets meer dan de helft van de prijs van Apples systeem. Voor dat geld krijg je een systeem dat op hardwaregebied identiek of beter is dan de instapversie van de Mac Pro.

Waar betaal je voor?

Wat verklaart nu die meerprijs? Het meest voor de hand liggende antwoord is het Apple-logo. Dat je daar een aardige duit voor neertelt, valt niet te ontkennen. Natuurlijk doet Apple meer dan zijn logo op de doos duwen. Zo heeft team Cupertino een erg doordacht chassis gebouwd met airflow op maat van de componenten.

Bovendien kiest Apple voor een zelf uitgewerkt modulair concept, waardoor je onderdelen zoals een nieuwe grafische kaart in het systeem kan klikken, zonder dat je aan kabels of schroeven hoeft te denken. Dat gebrek aan kabels draagt opnieuw bij tot de luchtdoorstroming in het systeem.

Een tweede troef is het besturingssysteem. Wie fan is van macOS zal daar een meerprijs voor willen betalen en er is geen andere legale manier om een desktopworkstation met macOS te verkrijgen.

Sommige softwarepakketten zijn nog steeds geoptimaliseerd voor Mac, wat maakt dat ze ondanks identieke hardware iets beter zullen presteren op het Apple-systeem. Daar staat tegenover dat je je Windows-workstation natuurlijk ook dubbel zo krachtig kan maken, nog steeds voordeliger zal uitkomen en zo een eventuele discrepantie in prestaties kan wegwerken.

Garantie en ondersteuning

Een derde logische meerwaarde is de plug-and-play-factor. Voor je zelfbouwsysteem heb je een beetje IT-kennis nodig, om de Mac Pro in gebruik te nemen niet. Garantie voor het Windows-systeem zal per onderdeel lopen, voor Apple kan je op twee jaar wettelijke garantie voor het geheel rekenen. De telefonische ondersteuning van één jaar en 90 dagen zien we nu niet meteen als een grote troef.

De telefonische ondersteuning van één jaar en 90 dagen zien we nu niet meteen als een grote troef.

Optioneel kan je een AppleCare-plan op maat van je onderneming kopen. Daar hoort ook reparatie bij, maar die dienst zit niet inbegrepen in de 5.999 dollar. Het mes snijdt natuurlijk aan twee kanten. Ken je iets van IT en faalt je zelfbouw-pc, dan kan je erg snel zelf het probleem diagnosticeren en het defecte onderdeel vervangen. Is het onderdeel niet binnen, zit je wel met downtime. Daar staat tegenover dat je aan deze prijs ook gewoon enkele reserve-onderdelen kan inslaan en nog steeds goedkoper zal uitkomen dan bij de Mac Pro.

De juiste keuze

Voor design, een modulair concept, een betere vormfactor, macOS, een plug-en-play-ervaring en het Apple-logo betaal je ongeveer 2.900 euro. Wil je als pro-gebruiker stevige hardware, kan je met Windows werken en ken je zelf iets van IT of is er een IT-departement ter beschikking, dan is er weinig reden om het dubbele te betalen voor een Mac. Is het ontwerp of het besturingssysteem van Apple wel een meerwaarde, dan weet je bij deze wat Apple je daarvoor aanrekent.

Vanuit een technisch standpunt is het prijskaartje van Apple moeilijk te verantwoorden. Daar staat tegenover dat de producten in sommige situaties incontournable zijn en daar profiteert de fabrikant van. Als je een Xeon-workstation nodig hebt die in je Mac-omgeving past, dan heb je geen andere keuze dan het geld neer te tellen.