Wat maakt een smart city slim? Die vraag stond centraal in een panelgesprek georganiseerd door SAS tijdens het innovatiefestival And& in Leuven begin deze maand.
Het organiseren van een stad kan met behulp van technologie een stuk slimmer, efficiënter en goedkoper worden gemaakt. Van cameratoezicht, over sensoren die de luchtkwaliteit meten, tot slimme straatverlichting. Er wordt steeds meer data over het leven in de stad vergaard, om op basis daarvan de levenskwaliteit van de burger te verbeteren. Toch zijn sensoren en data niet noodzakelijk de heilige graal van de slimme stad.
Data en verbeelding
“Data is niet de heilige graal, maar een hulpmiddel”, zegt Mieke De Ketelaere, Customer Intelligence Director bij SAS. “Ik zie graag initiatieven gebaseerd op slimme sensoren en inzichten die de ervaring van mensen in de stad verbetert.” Het draait er volgens De Ketelaere om dat data gebruikt wordt om betere, al dan niet geautomatiseerde beslissingen te maken.
Ook John Baekelmans, managing director van imec in Nederland, deelt die mening. “Vroeger hadden we die inzichten niet. Nu kunnen we dingen begrijpen die we voorheen niet konden begrijpen en hopelijk slimmere beslissingen nemen.” Die beslissingen kan je evenwel niet aan de technologie overlaten, meent Baekelmans. Daar heb je menselijke creativiteit voor nodig. “Als je data de mate van luchtvervuiling op straatniveau aantoont, hoe ga je dat dan oplossen? Ga je de mobiliteit in de stad aanpakken of probeer je zoveel mogelijk propere lucht te creëren in de parken?”
Volgens Daan Roosegaarde knelt daar nog vaak het schoentje. Daan is een Nederlandse designer die bouwt aan creatieve oplossingen voor de uitdagingen van onze verstedelijkte samenleving. “Ik heb meer en meer het gevoel dat er geen gebrek is aan geld of technologie in de wereld, maar wel een gebrek aan verbeelding. We hebben al die opties, wat willen we ermee gaan doen?”
Verbeelding en data gaan hand in hand volgens de drie experts. Met behulp van data kan je tot nieuwe inzichten komen die zo met het blote oog misschien niet waarneembaar waren. De technologie staat ten dienste van de menselijke verbeelding om tot creatieve oplossingen te komen.
België maakt inhaalbeweging
Hoewel lijstjes met de ‘slimste steden ter wereld’ vaak bol staan van Europese steden zoals Amsterdam, Berlijn en Londen, moeten we het eerste lijstje nog tegenkomen waar ook een Belgische stad in werd opgenomen. Nochtans leeft het idee van de smart city ook in ons land, zeker in Vlaanderen.
“Het momentum breekt aan, ik zie het veranderen”, zegt Baekelmans. “De Vlaamse overheid is wakker geschoten en heeft besloten dat we niet 15 of 25 individuele steden zijn, maar één regio. Er wordt getest en gevalideerd op het niveau van de regio. Er is geld, er is bekwaamheid, er is drive en passie. Het is de eerste keer dat ik dagelijks door iemand van de overheid gepusht wordt om oplossingen uit te rollen. Dat is fantastisch.”
Er is een belangrijke rol weggelegd voor de overheid in de ontwikkeling van smart cities, meent ook Roosegaarde. “Je hebt een langetermijnvisie en investeringen nodig. Je hebt een vorm van leiderschap nodig, iemand die zegt wat we gaan doen. Maar daarnaast moet je ook wel openstaan voor bottom-up experimenten.”
“Je hebt een hybride oplossing nodig. Je hebt een paar lokale initiatieven nodig, maar daarnaast heb je eveneens centrale organisatie nodig”, denkt ook De Ketelaere. “Als je bijvoorbeeld kijkt naar de Rijkswaterstaat in Nederland, dat is iets wat we in België niet hebben. Zij kunnen wegenwerken beter inplannen en zich beter voorbereiden op vloed omdat ze gecentraliseerd zijn. Daarnaast kunnen ze nog altijd geweldige initiatieven uitvoeren op het niveau van bijvoorbeeld Utrecht of Amsterdam.”
Slimmere burgers
Om tot een echte smart city te komen, moet ook de burger betrokken worden, zijn de drie experts het met elkaar eens. “Je moet de burger mee aan boord hebben. Ze zijn nu vaak niet op de hoogte van wat je kan doen met alle data die verzameld wordt”, legt De Ketelaere uit.
“Wat ik de laatste 15 tot 20 jaar wellicht niet zo goed gedaan heb, is voldoende luisteren naar wat de mensen willen. Dat veranderen we nu ook in Vlaanderen. Alles wat we doen is in samenwerking met de burger. Soms weten ze niet wat ze willen, maar als je ze niet betrekt zal het er ook nooit van komen”, vertelt Baekelmans. Hij maakt de vergelijking met de iPhone. Had Steve Jobs aan gebruikers gevaagd wat ze wilden, zouden ze nooit hebben gezegd dat ze een iPhone wilden die er zo uitzag.
“In Antwerpen hebben we een app waarmee burgers feedback kunnen geven over de dingen die ze tegenkomen in de stad. We vragen hen dan hoe ze het zouden oplossen en geven enkele opties. Op basis daarvan komen we dan tot een conclusie en vragen nog eens of die klopt”, illustreert Baekelmans.
Baekelmans haalt ook nog het voorbeeld van Barcelona aan, waar burgers sinds vijf jaar zelf meetpunten voor de luchtkwaliteit doorheen de stad installeren. “Plots zag de burgemeester dat er 40.000 meetpunten doorheen zijn stad geïnstalleerd waren. Hij kon ineens de luchtkwaliteit in de stad meten, zonder dat hij daar zelf budget voor had uitgetrokken. Vervolgens is hij die data gaan gebruiken om zijn beleid op aan te passen.”
“Er moet altijd een editor zijn, zoals een burgemeester”, denkt Roosegaarde. “Er moet worden nagedacht over de waarden die we belangrijk vinden voor de komende 20 tot 30 jaar. Van zodra daarover een akkoord is, kan er worden geïnvesteerd. Ik heb het gevoel dat we die conversatie vandaag nog niet hebben. We praten over technologie in plaats van de waarden die we willen bereiken met die technologie.”